"Voor mij ligt een kloek boek". Recensie Tijdbetrokken Vreemdelingschap, verzameld werk van Ds. G. Boer, uitgeverij de Banier
Geschreven door ds. E.K Foppen, Gorinchem, overgenomen uit het blad Kontekstueel
Naar aanleiding van ‘‘Het geloof is niet een brandkast, waarin alles safe bewaard wordt, maar een beweging van het hart naar God toe.
Het is de rust te midden van de onrust.’ (…) Gods feest gaat altijd door, al geven de meesten er de brui aan’ Bovenstaande aansprekende zinnetjes zijn twee preekcitaten uit het onlangs verschenen verzameld werk van ds. G. Boer (1913-1973). ‘Tijdbetrokken vreemdelingschap’ luidt de titel van dit kloeke werk van ruim 800 pagina’s dat bezorgd is door dr. ir. J. van der Graaf. De redactie vroeg mij om dit boek te bespreken. Voor een tijdschrift met als subtitel ‘voor gereformeerd belijden nù’ zijn de preken en artikelen van wijlen ds. G. Boer blijkbaar van zodanig gewicht dat zij expliciet aandacht krijgen. Heeft het werk van G. Boer ons nu nog wat te zeggen? En zo ja wat dan precies? Dat proberen we in een paar lijnen scherp te krijgen! Allereerst maar even een open deur intrappen. Dat er in Kontekstueel expliciete aandacht is voor het werk van Boer is zeer terecht. Het is immers een blaadje dat zijn diepste wortels heeft in de hervormd gereformeerde beweging en Boer is één van de predikanten die veel voor deze beweging betekend heeft én betekent. Hij heeft niet alleen veel bestuurlijke voetstappen gezet (voorzitter Gerformeerde Bond), maar vooral ook diepe verkondigende sporen getrokken. Het lijkt me behalve historisch juist, ook vooral Geestelijk wijs én eerbiedig om je met je wortels te blijven verhouden. Is het -ook in de kerk en theologie vaak voorkomende- a- of zelfs antihistorische denken niet een stevige bijdrage aan het bedroeven, blussen en weerstaan van de Heilige Geest? Zelf heb ik ds. Boer nooit horen (s)preken. Hij stierf een paar jaren voor mijn geboorte. Ik ben dus echt van een andere generatie, een ander tijdperk. Vanuit de schriftelijke en orale hervormd-gereformeerde traditie van mijn ouderlijk huis ken ik hem echter wel. De prekenbundels en talloze brochures van gehouden lezingen stonden bij ons in de boekenkast. Mijn opa –een hervormd-gereformeerde ouderling- noemde zijn naam zeer regelmatig met veel achting. Evenals trouwens namen van andere dominees die omgeven werden met preekcitaten en kenmerkende uitspraken. Als kind was mij al wel duidelijk: je had ‘gewone’ dominees, goede dominees en hele goede dominees. Boer vormde samen met Tukker, Vroegindeweij, en Kievit echt wel een kwartet van hele goede dominees. Ook in mijn vorige standplaats Katwijk aan Zee kwam ik ds. Boer nog met regelmaat tegen: ‘Boer zei eens…’ en dan volgde er zo’n krachtig zinnetje. Mensen –van allerlei niveau en achtergrond- weten zich nog kerkdiensten te herinneren waarin hij voorging. Soms zelfs als de dag van gisteren. Hoe komt dat toch en waarin verschilde dan zijn prediking met die van zijn tijdgenoten? Als ik dat aan mensen vroeg konden ze daar vaak niet precies antwoord op geven. Mij werd duidelijk: er gebeurde echt wat in deze diensten! Geen eindeloos gepreek en gepraat over God, evenmin een gedraai of gepeuter in eigen beleving, maar een stevig ‘alzo zegt de HEERE’. Natuurlijk hebben ook stemgeluid, woordkeus, voordracht etc, hieraan bijgedragen. En uit eigen Kattukse en een enkele Lunterse ervaring weet ik: schakel het effect van een vol, vooral ook ‘verwachtingsvol’ kerkgebouw niet uit! Ook huizen en plaatsen kunnen vervuld zijn met de Heilige Geest die vervolgens bijdragen aan een Geestvervulde verkondiging (NB: In zowel Handelingen 2: 2 en 4: 31 wordt eerst gesproken over een Geest vervuld huis, vervolgens over de verkondiging). Hoe dan ook Boer bracht al prekend de mensen bij God, of liever nog God in Christus bij de mensen met hun zonden en wonden. God kwam direct aan het Woord. Kortom: Wie iets van (de wortels van) de hervormd gereformeerde richting wil weten kan natuurlijk prima (!) terecht in bijvoorbeeld een boek als ‘Bonders in opmars’ (John Exalto, Fred van Lieburg), maar doet er beter aan dit verzameld werk eens tot zich te nemen. In dit boek lees je namelijk niet zozeer over, maar meer vanuit het toenmalig hervormd gereformeerd gedachtegoed. De in deel I weergegeven preken geven je een goed inzicht in de preekstijl van Boer, zijn gemeentevisie, zijn homiletische en hermeneutische grondstructuren en spiritualiteit. Persoonlijk vind ik het wel een omissie dat er geen enkele catechismuspreek van hem is opgenomen in dit verzameld werk. Dat was toch passend geweest in een verzameld werk van een predikant die zich zozeer met de ‘religie van de belijdenis’ verbonden wist! De in deel II opgenomen artikelen laten zijn theologische inzichten zien en geven ook een mooie inkijk in de Nederlandse Hervormde Kerk gedurende het derde kwart van de 20e eeuw. We zoomen eens wat verder in op beide delen en spiegelen ons! Bij het doorlezen van de preken van Boer vielen mij een paar dingen op. Boer preekt volop heilshistorisch en christocentrisch, ook wanneer het preken betreft uit het Oude Testament. De komst en het sterven en opstaan van Jezus Christus zijn Gods volle en uiteindelijke openbaring (Hebr.1:1). Hoewel lang niet alle preken op Christus ‘uitlopen’, gaan ze wel allemaal heel stevig door kruis en –in iets mindere mate- opstanding heen. Doen wij dat vandaag nog zo? Kunnen en, of willen we dat nog? Een paar gedachten: Toen ik vorig jaar in de lijdenstijd in een wat men noemt stevige GB-gemeente een van de kruiswoorden bepreekte, werd ik na de dienst hartelijk bedankt door een oudere dame. ‘Eindelijk weer eens een preek over Jezus en het kruis, dat is lang geleden, het lijkt vaak wel of we hier in de synagoge zitten’. De vrouw zal wellicht een beetje overdreven hebben, maar het is wel een duidelijk signaal. Eerlijk is eerlijk, het ‘tegoed van het Oude Testament’ is wat betreft de prediking wellicht laat in de orthodoxe delen van de kerk doorgedrongen. (NB. Veel van dit tegoed dringt nog steeds nauwelijks door: seksualiteit misschien inmiddels wel, maar aandacht voor de dieren, omgang met geld en luxe nog spaarzamelijk, ds. Boer had trouwens wel aandacht voor deze thema’s!)Vaak ging de hele bijbel door de mal van de ‘verzoening door voldoening’. Gekoppeld aan een sterke heilshistorische benadering leverde dit voorspelbare preken op. De hoogspanning van het kruis werd een sleetse, wekelijkse laagspanning. R. Bos schrijft in zijn nog altijd lezenswaardige boek ‘Wij hebben gehoord dat God met u is, preken vanuit het Oude Testament’ over dit type prediking: ‘De preek dreigt te blijven hangen in een opsomming van binnen-bijbelse fenomenen, een beweging van de Oudtestamentische tekst naar Jezus Christus. De prediking legt niet alleen nadruk op de feitelijkheid van het gebeuren, de prediking gaat ook niet verder dan de feiten. Daardoor blijft de hoorder aan de rand toekijken en wordt hij niet uitgenodigd of opgeroepen om deelgenoot te worden van het gebeuren in de tekst. Op die manier krijgt de hoorde de rol van toeschouwer van een gebeuren uit het verleden. Dergelijke prediking loopt het risico museumbezoek te worden.’ Ik vermoed dat we uit reactie op dit type prediking –met dan soms nog een enkel toepassende vraag, die maakte het tenminste nog een beetje spannend- zijn doorgeschoten naar een ander uiterste: preken waar, ook als het direct om en over Jezus en Zijn woorden gaat, kruis en opstanding –als Gods bevrijdende ingrepen- nauwelijks meer in voorkomen. Of ben ik dan veel te stellig?
De preken van dominee Boer gaan allemaal door kruis en opstanding heen. Als het niet direct is, dan vormen kruis en opstanding in ieder geval een stevige klankkast. Oftewel: het is duidelijk dat we niet in de synagoge zitten! Hoe komt het dat deze preken dan toch niet saai, voorspelbaar zijn? Hoe komt het dat kerkdiensten waarin hij voorging nooit als ‘museumbezoeken’ werden ervaren? Behalve een sterke heilshistorische benadering maakt Boer ook veel gebruik van de parallellie. Hoewel wij Israel niet zijn, trekt hij vergelijkingen. Hij spoort in geschiedenissen naar existentialia van mensen. En daarbij maakt hij duidelijk: mensen zijn wezenlijk niet veranderd, ook en vooral niet in hun houding ten opzichte van God. En ook: zoals God toen was, is Hij ook vandaag! Tel daarbij op dat een hoorder bij Boer nooit aan de ‘rand’ toekijkt, maar altijd uitgenodigd of geroepen werd om deelgenoot te worden (R. Bos). Feitelijk is het bij Boer nog sterker dan ‘uitgenodigd of geroepen worden’. We zijn –al prekend- deelgenoot van het gebeuren in de tekst. De prediking trekt mensen in het gebeuren, of ze nu willen of niet. Daarmee komt er een spanning op elke preek! Prediking is bij hem duidelijk een voortzetting van de openbaring, een beademing van de Geest. De redactie van Kontekstueel vroeg mij of er destijds een hermeneutisch kader aanwezig was,-dat er nu niet meer is- waardoor deze preken zoveel kracht konden hebben! Een niet zo gemakkelijk te beantwoorden vraag. Mijn ervaring is dat in ons kleine landje er veel verschillen zijn als het om deze vraag gaat. Ik stel de volgende vragen: Geloven wij werkelijk dat wij vandaag de dag nog met dezelfde God te doen hebben als in Bijbelse, ook Oudtestamentische tijden? Een God die barmhartig, jaloers, na-ijverig en liefdevol en derhalve ook toornend is? Geloven wij dat deze God ook vandaag handelend werkt, ook in Nederland? Zien wij verkondiging als een zekere voortzetting van de Openbaring? Is er nog eeuwigheidsperspectief? Boer was innerlijk heilig van overtuigd van deze zaken en wakkerde al prekend deze vaak sluimerende overtuigingen vurig aan. Mede daarom hadden zijn preken toen ook profetische kracht! Ik vermoed dat veel mensen –ook predikanten- in de orthodoxie veel van dit ‘geloof’ hebben losgelaten, of niet helemaal geloven wat ze belijden. Preken hebben ook daarom minder kracht! Tenslotte: Er zijn in de preken van Boer soms lange volzinnen te vinden waarin veel grote woorden worden gebruikt. Maar ook daarin zie je een ontwikkeling, de zinnen worden korter, krachtiger, heel direct. Je kunt geen toeschouwer zijn! Hoe Boer nu zou preken? Het blijft gissen. Ik denk wel dat dr. van der Graaf gelijk heeft wanneer hij stelt dat zijn grondlijnen vandaag ongewijzigd zouden zijn. Ik vermoed dat hij –in navolging van de oudtestamentische profeten- veel zelfgenoegzaamheid en wereldgelijkvormigheid in ons omgaan met schepping en bezit aan de orde zou stellen! In deel twee komen we een veelvoud aan theologische artikelen tegen. Boer heeft veel geschreven. Ook en met name over de Pneumatologie. Verder het gesprek met Berkhof. Het is terecht dat dit gesprek nog steeds geroemd als een voorbeeld van een inhoudelijk stevig theologisch debat. Van Boer wordt vaak gezegd dat hij preekte met profetische kracht. Zelf heb ik Boer (opnieuw) profetisch geproefd in zijn lezing ‘de vernieuwing van de prediking?’ . Ik kan eigenlijk niet anders dan dit doorgeven! Boer begint –te midden van allerlei andere uitingen over de prediking (boeken van Graafland, Jonker etc) zelf bij de predikers. Hierbij een groot citaat: Mag ik beginnen bij de predikers? Zij hebben het niet gemakkelijk. In alle eeuwen zijn zij wrijfpalen geweest, nu zeker. De mensen zijn grotendeels overladen en vermoeid van woorden en hebben een extra zintuig voor de vraag of de prediker -om een woord van Thielicke te gebruiken- woont in zijn leerhuis. Of hij zelf drinkt van het levend water, dat hij anderen aanprijst. Of onder de kansel waar is wat hij op de kansel zegt. Wij weten zeer wel dat Gods Woord een eigen waarde en een eigen kracht heeft, afgezien van het persoonlijk geestelijk leven van de prediker. Maar Gods Woord verkondigen is nog wat anders dan de voorlezing van een notariële acte. De schat wil nu eenmaal in het vat zijn, ook al is het een aarden vat. Bewoont de man twee ruimten, zodat hij telkens een voerstap moet doen van zijn eigen privévertrek naar zijn ambtelijk vertrek of vallen zij in alle strijd samen? Haalt hij zijn attracties ergens anders of vindt hij zij eten en drinken aan de tafel van Gods Woord? (…) Al zal iedere prediker de mens en zijn wereld van vandaag dienen te kennen, hij ontdekt deze werkelijkheid in de diepste zin niet uit buiten bijbelse bronnen, hoe belangrijk ook, maar wanneer hij graaft in Gods Woord en het spoor van de Geest ontdekt, én voor zichzelf ‘en voor de mensen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Wie bij God en zijn Woord thuis raakt, behoeft niet bang te zijn met het Woord de weg naar het hart van de mens en de samenleving niet te vinden, hoeveel zweetdruppels en moeite hem dit ook kost. Hier schuilt de dodelijke ziekte van de kerk en de prediking en de predikers. Hier helpen geen sociologen, hoe hoog het woord ook is dat sommigen van hen voeren en hoe belangrijk ook het werk is dat zij in alle bescheidenheid kunnen verrichten. Hier helpt geen vlucht in de liturgie, waarin de deelname aan het heil voor voorgangers en gemeenteleden zou worden gestimuleerd, hoezeer de doordenking van de liturgische vragen geboden blijft. Hier helpt niet de verlegging van het zwaartepunt van de preek naar het sacrament, hoezeer ons daarin de beloften Gods zichtbaar worden betekend en verzegeld. Hier helpt niet de vlucht van de tekst in de textiel, waarbij allerlei verkleedpartijen het gevolg zijn en er een wandeling is van de vaste avondmaalstafel of het altnaar naar de kansel en terug. Hier helpt niet de aantasting van het presbyteriaal kerkrecht waarbij aan de plaatselijke gemeenten in etappen het recht van de beroeping ten dele of geheel wordt ontnomen en de presidenten en moderatoren de voorlopers kunnen worden van een meer bisschoppelijke structuur van de kerk. Hier helpt niet een vlucht in de oecumene, waarbij bij wij niet van kracht tot kracht, maar van vergadering tot vergadering en van conferentie tot conferentie voortgaan en intussen de kudden als schapen zonder herders laten zijn Want er is een vlucht uit het ambt (overgang naar andere functies)voor het ambt in de praktijk naar de specialisaties. Er ontstaat een heirleger van specialisten, die meestal verdorren en vermageren, zodat zij als een vis op het droge liggen te hebben naar adem. Dan zij zij de kerk ook niet meer ten zegen , maar lijden verkeerd. .(…)Aan de rechte bediening van het Woord zit een op leven en dood verbonden zijn met God vast. En dat een leven lang. Deze persoonlijke geestelijke wortel is altijd nodig geweest, maar nu zeker. Om deze recht dienst en persoonlijke bekering voor het eerst en telkens opnieuw hebben nu reeds afgeloste dienaren gebeden en gestreden. Hun prediking was vol bewogenheid om de persoonlijke kennis van God. Hier namen te noemen zou niet passen, maar ik zie hier voor mij predikanten die in het allernauwste contact met God leefden en predikten. En God gaf Zijn zegen. Is dat ook onder ons zo? Of is het alles veel gladder, gemakkelijker geworden. Boer hield deze lezing in 1965 (!). Heeft Boer geen gelijk gekregen als het ging om de dodelijke ziekte van de kerk? En is en wordt er niet te weinig geluisterd naar deze profetische stem die allerlei vluchtpogingen afsneed die vandaag de dag nog volop worden bewandeld? Het is goed dat dit kloeke boek er ligt! Laten we deze profetische stem lezen. E.K Foppen, Gorinchem. Naar aanleiding van ‘Tijdbetrokken Vreemdelingschap, verzameld werk van Ds. G. Boer, uitgeverij de Banier