Home Levensloop
Passie voor het Evangelie
De titel van deze website verwijst naar de gelijknamige biografie van ds. G. Boer (1913-1973). Hij was dienaar van het Evangelie en daarin lag zijn passie. Er volgt een kort overzicht van zijn leven en de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt.
Levensloop
Gijsbert Boer werd op 27 maart 1913 geboren in Bodegraven, als vijfde in een gezin van acht kinderen. Hij vertelde later dat zijn ouders hun groot gezin hebben opgevoed in de vreze des Heeren. Hij had een biddende moeder en een geestelijk beschroomde, afhankelijke vader, die aan het eind van zijn leven in volle ruimte heenging. Hij wist dat zijn hemelse Zender hem van zijn geboorte aan afzonderde en bestemde voor het ambt van dienaar van het goddelijk Woord. De jonge Gijsbert wilde als kind schoolmeester worden. Een predikant, die zijn ouders bezocht, bracht daarin verandering door de vraag te stellen: ‘Zou je deze jongen geen predikant laten worden?’ Dat was voor hem het begin, niet de oorzaak. De oorzaak ligt in God, die mensen gebruikt.
Na de basisschool ging hij eerst als timmerman aan de slag op het bedrijf van zijn broer in Nieuwerbrug. Hij zegt later terugblikkend op deze periode, dat hij de begeerte die God in hem werkte niet ernstig heeft genomen en door nalatigheid weerstaan. Op ongeveer 19-jarige leeftijd kwam God terug, na een omweg, en wekte de begeerte om predikant te worden. Na het staatsexamen gymnasium ging hij theologie studeren in Utrecht. Hij deed drie jaar over de studie, waarbij het universitaire jaar 1942 vanwege de oorlogssituatie vrijwel uitviel. Hij ervoer strijd over de roeping tot predikant. Ook over de vraag ‘wie ben je zelf?’ en ‘ken je voor jezelf wat je anderen wil gaan prediken?’ Door deze strijd heeft de Heere hem tot geestelijke verdieping gebracht. Later schrijft hij: ‘Hij deed hoop in mijn ziel geboren worden op de vrije ontferming Gods in Christus en deed mij smaken, dat Gods goedertierenheid beter is dan dit tijdelijk leven’.
In september 1943 was hij vicaris in Rotterdam-Delfshaven bij ds. J.D. van Hof. Daar maakte hij een ingrijpende gebeurtenis mee, toen het huis waarin hij op kamers zat bij een bombardement werd verwoest. Samen met zijn hospita lag hij 24 uur onder het puin. Deze ervaring is voor hem van blijvende betekenis geweest en heeft ook zijn prediking bepaald. Later in dat jaar werd hij tot predikant bevestigd in de hervormde gemeente te Eemnes-buiten. Hij diende in totaal zeven gemeenten. In oktober 1971 moest hij op doktersadvies vervroegd emeritaat aanvragen. Op 17 januari 1973 kwam het einde van zijn aardse loopbaan en werd hij in heerlijkheid opgenomen.
Predikantschap
Belangrijk voor zijn ontwikkeling was ds. I. Kievit te Baarn, die voor hem een vader en leermeester is geweest. Hij leerde wat het is om in het ambt God te dienen en – zo nodig – geen mens te ontzien. Hij leerde wat het is om liever de afkeuring van velen te dragen dan de goedkeuring van God te missen. Hij had een diep profetisch inzicht in de ware nood van de kerk, die met de toen doorgevoerde reorganisatie niet werd opgeheven.
De kracht van ds. Boer lag vooral in zijn wijze van preken. Onvergetelijk is voor degenen die hem gekend hebben, de wijze waarop hij sprak over de Heere der heerscharen. Ten diepste was al zijn arbeid in kerk en gemeente gericht op de rechte verkondiging van het Evangelie. Zijn preken waren geladen en maakten diepe indruk op zijn hoorders. De diepe tonen van zonde en genade liet hij in iedere preek doorklinken. Hij bracht zijn hoorders voor Gods rechterstoel en wees altijd op Christus die het een troon van genade doet zijn, voor een ieder die gelooft. De genade van God schittert in het Evangelie van Christus. Een gemeentelid dat ds. Boer in zijn jeugd in Putten hoorde preken, vertelt over een onvergetelijke Paaspreek. De tekst was gekozen uit het Paasevangelie waarin de engel zegt: ‘Vrees gijlieden niet, want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was’. De dominee viel helemaal weg, het was alsof er een engel op de kansel stond. In het Paasevangelie staat ergens anders, dat ze het van blijdschap nog niet geloofden. Zo was ook de ervaring toen, onder de prediking van het Woord. Er kwam nog wel ongeloof bij: Heere, kan het ook voor mij?
Een aspect dat door hem steeds aan de orde werd gesteld, was het pastorale element in de prediking. Hij verbond dat pastorale element aan het herderschap van de dienaren van het Woord, nauw verbonden met de Goede Herder, die Zijn leven aflegde voor de schapen. Hij blijft zelfs Herder in het komende gericht, wanneer Hij de schapen van de bokken scheidt. Ook en juist op de kansel is de leraar herder. Dit pastorale element in de prediking dient zelfs met voorliefde te gebeuren. In de (pastorale) prediking en in het pastoraat dient het geloof te worden gevoed met de beloften van het Woord Gods. De wijze waarop hij zijn pastoraat vormgaf, werd uiteraard ingekleurd door zijn persoonlijkheid. Hij was een rechtlijnig mens, en kon primair reageren. Hij reageerde altijd wel vanuit oprechte bewogenheid en was bereid voor anderen door het vuur te gaan.
Ook als onvergetelijk werd zijn wijze van catechiseren ervaren. Daarbij maakte ongetwijfeld zijn indringende stem indruk, die aan de lessen een extra lading gaf. Hij had niet alleen natuurlijk gezag, maar ook iets waar je jaloers op kon worden, zo vertellen degenen die hem daarin hebben meegemaakt. Het was geen dorre leerstof, maar een levende werkelijkheid. In deze wekelijkse lessen werd vooral de catechismus verklaard. Iemand herinnert zich van catechisatie de volgende uitspraak: “Als ze vragen van wat voor kerk je bent, zeg dan maar ‘een slechte kerk’. Maar als de Heere mensen tot bekering brengt, dan is Hij nog in het midden. Dan kunnen wij er ook zijn”.
Theologische thema’s
Van 1951-1969 was ds. Boer lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. De laatste vier jaren van deze periode was hij voorzitter van deze kerkelijke beweging. Vanuit zijn hartelijke verbondenheid met gereformeerde belijdenis betrad hij open het veld van de theologie en worstelde zowel met persoonlijke geloofsvragen als met vragen die zijn tijd hem stelde. Daarin wist hij het Evangelie te betrekken op de concrete werkelijkheid van zijn tijd. Soms ging hij breedvoerig in op een bepaald thema, als de theologische actualiteit of kerkelijke discussies daar aanleiding toe vormde.
De Heilige Schrift
De zegen vanuit theologische doordenking is onschatbaar, in zoverre zij zich als een spons geheel volzuigt uit de fonteinen van de Schrift. De vloek van de theologie is onvoorzienbaar, wanneer zij in verwatenheid over de Schrift gaat heersen. Om de Schrift, waarvan de Geest de auteur is, te verstaan is de verlichtende werking van diezelfde Geest nodig. In het luisteren naar het zelfgetuigenis van de Schrift gaat het erom, in het spoor van Mozes en de profeten te gaan. Daarin ontdekken we het ware karakter van de Schrift. Doorslaggevend inzake het zelfgetuigenis is, dat de Schrift het boek is van de sprekende God.
De Heilige Geest
Het theologische denken van ds. Boer, alsook zijn prediking, is christocentrisch van aard te noemen. Daarbij staat de christologie altijd wel in een trinitarisch kader en wordt nauw verbonden met het werk van de werk van de verkiezende God en met de Heilige Geest. Hij is Degene die het werk van Christus uitwerkt in de harten en levens van zondaren. Zijn invloed beperkt zich niet alleen tot het persoonlijke geloof, maar werkt ook door in de bredere verbanden van het leven. Enerzijds is Pinksteren in veel opzichten enig en onherhaalbaar, anderzijds is het hart van Pinksteren ‘altijd en opnieuw’ de vervulling met de Heilige Geest. De Geestesdoop betekent zoveel als de volle doorwerking van Christus in Zijn verhoging in een mensenhart. Ook vandaag kan de Heilige Geest werken met dezelfde begeleidende tekenen (charismata) die Hij gebruikte in de beginfase van de nieuwtestamentische kerk. Of dit de Heilige Geest overal en op dezelfde wijze behaagt, is een andere zaak. Dat is de vrijheid en de vrijmacht van de Heilige Geest, die te eren en te respecteren valt. Maar deze vrijheid en vrijmacht staat nooit los van het Woord Gods en de beloften daarin gegeven.
De verzoening
Een belangrijk thema voor ds. G. Boer was de verzoening. Dit thema doortrok zijn hele denken en van daaruit ook de prediking. Van centrale betekenis is het Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt, als het slachtoffer voor onze zonden, als een losprijs, een losgeld, een zoenmiddel om de zonden van anderen te bedekken en hen zo te redden van de dood. Toen dit leerstuk in de jaren zestig omstreden raakte, nam ds. Boer deel aan de commissie die was ingesteld door de synode om de leer van de verzoening (opnieuw) te doordenken. Hij schreef naar aanleiding daarvan een boekje met als titel ‘De prediking van de verzoening’. Het Oude Testament leert reeds de gedachte van de plaatsvervanging. Daarom is het van belang om de betekenis van de oudtestamentische offers te zien, vooral het brandoffer, het zondoffer en het zoenoffer. In het Nieuwe Testament komt het Oude Testament tot vervulling. God heeft Zijn Zoon gezonden, opdat Hij degenen die onder de wet waren verlossen zou en opdat wij de aanneming tot kinderen zouden verkrijgen. De verzoening door het bloed van Christus heeft in de eerste plaats een spits naar God gericht. Gods recht is geschonden en Christus heeft aan het recht van God voldaan. Steeds is er in de Heilige Schrift het heen en weer van de toorn naar de liefde, van het gericht naar de vrijspraak. Daarin volgt Boer het denken van Augustinus en Calvijn. Het verzoeningswerk is een daad van God, die een verhouding van vrede doet ontstaan. Tegelijk roept Paulus de gemeente op: ‘Laat u met God verzoenen’.
Ambtsleer
Het is van belang te beseffen dat een presbyteriale kerkorde niet tot in de onderdelen uit het Nieuwe Testament kan worden afgelezen, maar wel kan uit de Schriften worden afgelezen dat de apostelen ‘van stad tot stad’ ouderlingen en diakenen lieten aanstellen. Deze presbyteriale structuur gaat uit van de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente. In de vroeg-christelijke gemeente werd de Heilige Geest niet alleen op mannen maar ook op vrouwen uitgestort, zodat vrouwen werden gedrongen uit te gaan naar de armen, de verdrukten, de vereenzaamden, de zieken, de behoeftigen, de weduwen en wezen. Hierin blijft de vrouw een hulp, waarin overigens haar eigen gaven schitteren, aangevuurd en verdiept door de Heilige Geest. Paulus spreekt over weduwen die in de gemeente dienen. In de oudste christelijke gemeente is zelfs sprake geweest van een zekere organisatie van vrouwen die bereid waren te dienen. De vrouw heeft alles met het ambt te maken maar zij staat niet in het ambt. Er is sprake van gelijkwaardigheid van man en vrouw, maar dit doet de scheppingsorde niet te niet. Het leren in de gemeente is overeenkomstig 1 Timotheüs 2:12 aan de man voorbehouden, aan degenen die hiertoe van Godswege geroepen zijn.
Apostolaat
Voor de bezinning op het apostolaat is helder inzicht in de betekenis van de apostel in het Nieuwe Testament onontkoombaar. De apostel, gezant of gezondene, heeft een opdracht van een opdrachtgever. Deze opdracht moet worden uitgevoerd, waarbij alle nadruk valt op de autorisatie van de opdrachtgever. Zo is allereerst Jezus de door de Vader gezondene in de wereld. Hij is zo vol van de Vader dat Hij onafgebroken een beroep op de Vader doet. Jezus koos apostelen uit. Hun taak is te gaan tot de verloren schapen van het huis van Israël en te preken dat het Koninkrijk Gods nabij is gekomen. Na kruis en opstanding komen alle volkeren in het gezichtsveld. De apostelen worden getuigen van de opstanding, waartoe zij ook de Heilige Geest ontvangen. Hiermee is de prediking in wereldwijde verbanden gesteld en aan de Messiasverberging in de Evangeliën een einde gekomen. Het aantal van twaalf speelt een belangrijke rol. De twaalf stammen van Israël roepen om twaalf vertegenwoordigers der Kerk in het Nieuwe Testament. Paulus mag de ‘klassieke vertegenwoordiger van het apostolaat’ worden genoemd. Aan hem is de grote verborgenheid geopenbaard, dat Joden en heidenen samen de gemeente Gods vormen. De gemeenten die zich vormden werden geen ‘geïntroverteerde groepen’. Het was een gemeente met zendingsdrift, die zich ontfermt over het verlorene als een instrument in de hand van Hem, Die het verlorene zoekt.
Bronnen
G. Boer, De prediking van de verzoening, Woerden 1968
G. Boer, Eben-Haëzer, Huizen 1968
G. Boer, Het hart naar boven, Apeldoorn 2009
J. van der Graaf, Ze hadden wat te zeggen, ’25 miniaturen over reisgenoten’, Heerenveen 2004
J. van der Graaf, Passie voor het Evangelie, Leven en werk van ds. G. Boer, Heerenveen 2005
Verdere informatie: mevr. J. van de Kamp, dhr. A. Vierwind uit Putten