Home Gemeenten
Eemnes-buiten (1943-1946)
Vanaf de A1 is de ‘skyline’ van Eemnes al geruime tijd zichtbaar. Het is altijd weer een imponerend gezicht. Scherp kan de horizon zich aftekenen. De lange rij van bomen langs de Wakkerendijk en daartussen verscholen oude boerderijen en ook de twee kerktorens van Eemnes. Ze staan er al eeuwen als trouwe wachters die uitkijken over de polder. De kerk van Eemnes-buiten is gebouwd in 1352. De kerk van Eemnes-binnen, ook bekend als ‘het dikke torentje’, werd gebouwd in 1439. Beide gemeenten ontvingen stadsrechten. De Wakkerendijk is een zeer oude weg, die loopt in de richting noord-zuid en is aangelegd als waterkering voor het geval de rivier de Eem buiten haar oevers zou treden. Zo was de situatie voordat in 1932 de Afsluitdijk werd aangelegd en de inpoldering van de voormalige Zuiderzee plaatsvond. De aanduiding ‘nes’ is afgeleid van een woord dat ‘landtong’ betekent. Nadat kandidaat G. Boer op 21 april 1943 zijn proefpreek had gehouden in de Pieterskerk te Utrecht, duurde het tot 23 augustus van dat jaar voordat hij een beroep ontving van de hervormde gemeente te Eemnes-buiten. Hij werd er op 31 oktober bevestigd door ds. I. Kievit te Baarn. Eemnes-binnen was in deze jaren een zelfstandige gemeente, al was er wel veel onderling contact. Het begin van zijn predikantschap werd getekend door de oorlogsjaren. Later schreef ds. G. Boer er zelf over: ‘Onvergetelijk is mij de prille en tere band aan deze gemeente. De oorlogsdaden grepen toen verwoestend om zich heen. Wij hadden vele bidstonden vanwege de nood der tijden. Wij lagen aan het front en zagen de verderfengel boven de gemeente staan, totdat God zeide: Het is genoeg. Toen kwam de bevrijding! Het was een tijd van vele benauwdheden, maar ook een tijd van vele uitreddingen’.
Putten (1946-1949)
Ook het Gelderse dorp Putten ligt aan de vroegere Zuiderzee. Tussen Eemnes en Putten liggen vooral poldergebieden. Het dorp werd in de oorlog zwaar getroffen, toen ruim 600 mannen bij een razzia werden weggevoerd, waarvan het merendeel niet terugkeerde. Vanaf de Meentweg in Eemnes had ds. G. Boer Putten zien branden. Toen hij een beroep kreeg in de vacature van ds. C.B. Holland, kon hij geen weerstand bieden. Hij werd op 27 januari 1946 opnieuw bevestigd door ds. I. Kievit uit Baarn en deed intrede met de woorden uit Kolossensen 4:3-4: ‘Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben; Opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken’. De gemeente had op dat moment twee predikantsplaatsen. De tweede predikantsplaats werd sinds 1945 vervuld door ds. L. Kievit. De stichting van een derde predikantsplaats was in voorbereiding. De jaren in Putten werden getekend door de gevolgen van het oorlogsleed. De vele weduwen moesten worden bezocht, en waar nodig ook met diaconale hulp worden bijgestaan. Hij zegt later zelf over zijn Puttense jaren: ‘Deze gemeente is voor mij een tweede leerschool geweest. De kerkeraadsleden van Putten, waarvan de meesten reeds zijn heengegaan, hebben mij meer gegeven dan zij van mij konden ontvangen. Ik zie deze mannen nog voor mij, mannen met geestelijke inhoud en gezag in de gemeente. In gezegende samenwerking met Ds. L. Kievit was het een periode van doorbraak van geestelijk leven onder jongeren en ouderen’.
Gouda (1949-1956)
Deze Zuid-Hollandse stad ligt bij de samenvloeiing van de Gouwe en de Hollandse IJssel. Mede dankzij de binnenvaart over deze rivieren groeide Gouda in de middeleeuwen uit tot een belangrijke stad. In 1272 kreeg de stad stadsrechten en aan het eind van de middeleeuwen was Gouda uitgegroeid tot de vijfde stad van Nederland. Voor ds. G. Boer was de overgang van Putten naar Gouda groot. Hij werd voor de derde en laatste maal bevestigd door ds. I. Kievit te Baarn. In Gouda kwam de Nederlandse Hervormde Kerk ‘in haar geheel’ binnen zijn gezichtskring. Al in de periode 1607-1619 waren er predikanten in de stad die uitgingen van de remonstrantse beginselen. Toen ds. G. Boer in Gouda kwam, zat de middenorthodoxie er aan het roer. Verder kreeg hij er te maken met vrijzinnigen. Hij zou er ook kennismaken met de verwoestende gevolgen van richtingstrijd en kerkscheuring, in de leergeschillen rondom dr. C. Steenblok en ds. R. Kok. Het was ook zijn Goudse tijd waarin de ‘gedachtewisseling’ met dr. H. Berkhof plaatshad. De orthodoxie had zich al op 6 januari 1899 verenigd in de ‘Nederlandsche Hervormde Vereeniging Calvijn’. Er werden doordeweekse samenkomsten belegd, om kennis bij te brengen van de belijdenisgeschriften. In 1920 ging ‘Calvijn’ eigen zondagse diensten beleggen. Toen er predikanten uit de hervormd-gereformeerde en confessionele richting werden beroepen, verminderde het aantal kerkgangers aanzienlijk. Met de komst van ds. G. Boer leek het alsof ‘Calvijn’ de deuren definitief zou sluiten, hoewel hij niet op de lijst met aanbevelingen van ‘Calvijn’ stond. De afspraak was gemaakt dat de twee wijken van de hervormd-gereformeerde richting beiden 45 preekbeurten zouden vervullen. De situatie veranderde toen in 1954 ds. G. Huls bedankte als lid van de Gereformeerde Bond en zijn kerkdiensten liturgisch anders ging inrichten. Na tussenkomst van de visitatoren-generaal werd besloten dat in de wijkgemeente van ds. Boer het aantal weer tot negentig mocht worden uitgebreid. Pas in 1960 sloot ‘Calvijn’ definitief de deuren.
Lunteren (1956-1960)
Vanuit Gouda ging ds. G. Boer opnieuw naar de Veluwe. Hij nam een beroep aan naar Lunteren. Voordat hij daar kwam, was er een hevige richtingenstrijd geweest. Tegen de prediking van zijn voorganger, ds. H.J. van Schuppen, was steeds meer verzet gerezen. Toen hij vanuit Groot-Ammers naar Lunteren kwam, nam hij geen deel aan het avondmaal. Toen hij wel ging deelnemen aan het avondmaal begon hij de hele gemeente bijna te pressen om het ook te doen en zijn prediking ontwikkelde zich in middenorthodoxe richting. Na de Tweede Wereldoorlog was er in buurtschap ‘De Valk’ een evangelisatie gesticht waar op zondagmiddag, buiten de kerktijden van de gemeente, diensten werden gehouden. Men had daardoor nadrukkelijk de deur naar de gemeente open gehouden. Deze evangelisatie werd na de komst van ds. Boer spoedig weer gesloten. Er was echter ook een groep die zich als confessionele modaliteit profileerde. De kerkenraad, waarvan ds. Boer voorzitter was, wilde uitgaan van de realiteit van de gemeente en komen tot een situatie waarin drie predikantsplaatsen gevestigd zouden zijn, twee bezet door predikanten van gereformeerde richting, een van confessionele signatuur. Uiteindelijk is het daar niet van gekomen en er werd een ‘evangelisatie’ gesticht die later tot ‘wijkgemeente-in-wording’ werd verklaard. Ds. Boer heeft in Lunteren vooral door zijn indrukwekkende prediking de gemeente gebouwd. Hij schrijft later dat tot zijn vreugde de gemeente zich tot weer herstelde en een betere bearbeiding verkreeg door de stichting van een nieuwe predikantsplaats en een nieuwe kerk. Er was grote trouw in de kerkgang en in het catechisatiebezoek. Het vuur van de liefde en de toegenegenheid brandt ondergronds, maar weet zich ook krachtig te openbaren. Hij nam afscheid op 19 juni 1960 met Jesaja 53:10b: ‘En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan’.
Huizen (1960-1965)
Vanuit Eemnes had ds. G. Boer al vele malen in Huizen gepreekt. Van oorsprong was Huizen een vissersdorp aan de Zuiderzee. Daarnaast waren landbouw en huisnijverheid belangrijke levensbronnen. De plaats kreeg in de 14e eeuw haar naam, omdat zij het eerste dorp in het Gooi zou zijn geweest dat stenen huizen had. In de vorige eeuw ontwikkelde Huizen zich tot de snelst groeiende gemeente van het Gooi. Het min of meer afgesloten vissersdorp veranderde in een industriedorp met forenzenwijken erom heen. Ds. Boer signaleerde dat de snelle uitbreiding een ingrijpende wijziging van de samenstelling van de bevolking tot gevolg had. Dat gaf zorgen over de ontwikkeling van zowel het burgerlijk als het kerkelijk leven. Vreugde was er over het enthousiasme, waarmee de gemeente zich inzette voor de bouw van een noodkerk, waarvoor in een week ƒ 100.000,- bijeen werd gebracht. Deze werd later vervangen door een nieuwe kerk, de Zenderkerk. Ds. G. Boer heeft in Huizen veel steun en liefde ervaren van mensen die leefden van Woord en Sacrament. Voor hem waren de Avondmaalszondagen vaak de hoogtepunten. Het sacrament stond bij velen hoog in ere. Hij moest er in 1964 een hartoperatie ondergaan. Hij schreef er later over: ‘De gemeenschap der heiligen is nooit zo werkelijk geweest als voor en na deze operatie. God gaf velen gebed en Hij heeft deze wonderlijk verhoord. Bij de laatste Avondmaalsviering voor de operatie in Huizen heb ik gemeenschap mogen hebben met velen uit de triomferende kerk, die bijna lijfelijk tegenwoordig waren. Er was een wolk van getuigen om mij heen. Met velen in en buiten de Hervormde Kerk was en ben ik verbonden in de Geest’.
Katwijk aan Zee (1965-1969)
Op 27 juni 1965 wordt ds. G. Boer bevestigd in Katwijk aan Zee, op dat moment een gemeente met zeven predikantsplaatsen. Vanouds is Katwijk aan Zee een confessionele gemeente, maar na een felle richtingenstrijd is er ook ruimte gekomen voor predikanten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond. Veel aandacht krijgt in deze periode de uitbreiding van de gemeente in de nieuwbouwwijk ‘de Hoornes’, waar op dat moment zo’n vijftienduizend hervormden wonen. Deze wijk wordt in de volksmond het ‘Overjordaanse’ genoemd, omdat de Oude Rijn scheiding maakt tussen het oude en nieuwe gedeelte van Katwijk. Een belangrijk moment is de bouw van de Pniëlkerk. Er was in Katwijk aan Zee sprake van een periode van opbouw na een moeilijke, bewogen tijd. De verhoudingen waren goed en de verkondiging van het Woord werd gezegend. In zijn Katwijkse periode werd ds. G. Boer voorzitter van de Gereformeerde Bond. Veel aandacht moest hij in deze jaren geven aan zaken die het geheel van de kerk aangingen, zoals de discussie over de verzoening en de vrouw in het ambt. Hij schreef daar later over: ‘De situatie van de Hervormde Kerk is hoogst ernstig. Waar gaat het heen? Dat weet God! Maar indien wij met de kerk in dit verkeerde spoor voortgaan, zullen de oordelen, juist over onze kerk, ontzettend zijn. Maar de zaak ligt naar God open! Wil Hij gebruik maken van een breder en hopelijk ook dieper contact tussen de Conf. Vereniging en de Geref. Bond? Of verwekt Hij anderen b.v. de 24 om een aanzet te geven tot een nieuw reveil? Of roept Hij ergens vandaan een nieuwe reformator? Of gaat Hij door met de totale afbraak van de kerk als instituut en behoudt Hij een overblijfsel als door vuur? Dat weten wij niet. Hij roept ons tot gehoorzaamheid, boetvaardigheid en bekering’.
Zoetermeer (1969-1972)
Toen ds. G. Boer naar Zoetermeer kwam, was de plaats van een dorpsgemeente veranderd in de snelst groeiende stad van Nederland. Er was duizend jaar geleden al sprake van bewoning in Zoetermeer aan de rand van een veenontginningsgebied. Uit opgravingen is gebleken, dat er vanaf de 13e eeuw sprake was van bewoning van de Dorpsstraat. Turfwinning rond het Soetermeerse meer vormde een belangrijke bron van inkomsten. De aansluiting van Zoetermeer op het spoorwegnet in 1868 kondigde het begin aan van de groei van Zoetermeer en Zegwaart. De gemeente rond de Morgensterkerk was ontstaan uit een ‘evangelisatie’. De Morgensterkerk was in 1965 in gebruik genomen. Vier jaar later deed ds. G. Boer er intrede met de woorden uit Psalm 39:8: ‘En nu wat verwacht ik o Heere? Mijn hoop die is op U’. Er was in deze jaren veel aandacht voor de opbouw van de gemeente. Voor het bezoeken van randkerkelijken werd een IZB-evangelist aangesteld. Later bevestigde ds. Boer ook een jeugdwerkleider. Door toenemende zorgen over zijn gezondheid moest hij taken neerleggen, zoals het voorzitterschap van de Gereformeerde Bond. In deze periode begeleidde hij nog wel verschillende vicarissen op weg naar het ambt van predikant. In oktober 1971 moet hij vervroegd emeritaat aanvragen in verband met zijn gezondheid. Hij bleef nog wel voor twee dagen per week als bijstand in het pastoraat aan de gemeente verbonden. Er ging een schok door de gemeente, en ook door het land, toen op 17 januari 1973 bekend werd dat ds. G. Boer plotseling was overleden. Op de rouwkaart staan woorden uit Psalm 42:12b: ‘Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts en mijn God’.
Bronnen
A. van de Beek, Door Zijn hand, Berkel en Rodenrijs 1974
G. Boer, Eben-Haëzer, Huizen 1968
J. van der Graaf, Passie voor het Evangelie, Leven en werk van ds. G. Boer, Heerenveen 2005
G.H. Kruijmer, Uit de geschiedenis van hervormd Putten, Zoetermeer 2006
Ook is gebruik gemaakt van Wikipedia